Ed van de Elsken kreeg op zijn 63ste prostaatkanker en was op zijn 65ste overleden in 1990. Hoe kan ik over Japan schrijven en geen enkele keer deze inspirator en groot mens noemen? Ed van der Elsken is 15 keer in Japan geweest. Hij zegt dat hij in die periode wel 2 jaar over straat gezworven heeft met zijn camera. Vanaf 1959, mijn geboortejaar. Een boek met alles wat je aan mensen op straat tegenkomt was het resultaat en voordat hij stierf was hij druk bezig een overzichtsexpositie te maken van al zijn werk in Japan. Ik meen in zijn laatste film, Bye (1990), die over zijn eigen dood en aftakeling gaat, doet ie een oproep aan iedereen die kunst wil maken om minimaal een keer naar Japan te gaan. Desnoods beroof je een bank, zegt hij dan, maar ga. Dat leek me een goed plan, ik zoek nog een paar maatjes voor de volgende keer, want de huidige banken zijn niet zo geëquipeerd voor een ludieke overval. Alleen wat dorre adviseurs in geldzaken zonder mandaat, maar geen cent meer te bekennen. Andersom zijn ze daar de beste in.
Het is in dezelfde film waarin hij zijn hij poëtica uit de doeken doet, als fotograaf en als mens: laat jezelf zien. In het dagelijkse leven beginnen vrijwel alle mensen daar niet aan. Ze spelen een spel, zoals Ronald Laing zei, ze spelen het spel dat ze geen spel spelen. Als ze merken dat ik het zie, zullen ze me straffen. Dus jezelf laten zien is voor de meeste mensen niet bepaald weggelegd. Als mens heb ik beide helaas niet gekend, maar ik denk dat we elkaar wel gelegen hadden. Ik beroof ook graag banken. Beiden zijn een soort jeugdhelden met dat soort uitspraken, maakten ze mijn poetica in mij wakker. Daar kwam bij dat ze net zoals mensen zoals Foucault en Hemmingway hun poetica ook leefden. Hemingway wilde zinnen van waarheid schrijven, hij wist waarover hij schreef, zoals Kenzebaru Oe dat anders verwoord.
In de fotos van Ed van der Elsken die ik ken, zie je de gefotografeerde als spiegel van Ed. De mensen reageren op hem. Ze steken hun tong uit, kijken naar hem, zwaaien naar hem, door hun reactie weet je wie hij is. Dat is een gave. Dat is een poetica. In zijn leven vielen leven en poetica samen. Ed van der Elsken dook de straat op en maakte fotos op straat. Geen foto-academie werk. Hij was waarschijnlijk gezakt omdat hij ongehoorzaam was en alle juffen neukte.
Hoe kan ik dan door Osaka lopen waar hij de Jakuza gefotografeerd heeft, terwijl ik die suffe postbussen aan het registeren ben? Ik kon niet anders dan aan de slag gaan. Groot probleem hier is dat je van elk gefotografeerde toestemming moet hebben. Dat wordt een dagtaak om 5 foto’s te maken, zeker als er 10 mensen op staan. Dus maak ik ze maar gewoon en als er bezwaar tegen gemaakt wordt, hoor ik het wel. Het is intensief werk en je moet razendsnel zijn. Het is geen portretwerk waarin je oeverloos kunt belichten, uitmeten en scherpstellen. Het is kijken en schieten, zodat veel de mist in gaat. De oversteekplaatsen zijn het meest interessant. Mensen komen met een zeker snelheid op je aflopen. Ze zien je vaak niet eens of alleen op het laatste moment.
De patronen die ontstaan in het lopen van een groep zijn oneindig en alleen een paar zijn interessant. De focus op een persoon omdat de rest toch onscherp wordt, het meebewegen met de beweging, dat doe je niet in een keer, dat wordt net zoals Ed van der Elsken 2 jaar lang op straat lopen en oefenen. Om dat ene beeld dat af is. Om die mensen die daar lopen er te laten zijn en om mezelf te tonen in hun reactie op mij. En dat is lastig, want meestal negeren Japanners ons. Maar het lukt aardig, meestal kijken ze wel, zij het wat argwanend. Of dat alleen wat over mij zegt, weet ik niet.
Bij Ed van der Elsken poseren de meeste mensen. Ik vind het interessant om ze inflight te schieten. Net op het moment dat ze me zien of vlak daarvoor. Ze zijn nog in hun eigen wereld en komen daar dan uit tevoorschijn. Nog mooier vind ik hipshots. Foto’s geschoten vanuit de heup. Je betrapt mensen dan in hun afwezigheid. Poseren vind ik toch lastig, dan heb je weer die buitenkant te pakken. De mens die een spel speelt en daar niet op betrapt wil worden. Het is natuurlijk ook spannend, ik verwacht elk moment een boze reactie. Gelukkig zijn de meeste kleiner dan ik, maar hun grote broer zal toch om de hoek wonen of een boze diender die ingrijpt. Dat is me al een keer eerder overkomen in Italië. Ik had gelukkig net een nieuw rolletje in mijn camera gedaan, maar die moest er wel uit en zwart gemaakt worden. Sukkels.
Het is op zondag en zaterdag uitzonderlijk druk in Osaka. Ik heb al gelezen dat ze van heinde en ver komen. Denkend aan Japan zie ik grote shoppingmalls langs oneindig asfalten hoofstraten staan. Ook hier weer die opdeling in zones, zoals in zoveel steden gebeurt. Zodra je buiten zo’n zone komt, wordt het akelig stil. We ontdekken ook hele shoppingmalls onder de grond, tussen de metrostations of onder de treinstation. Alsof een heel mierenleger zijn nesten heeft uitgegraven en ook onder de grond is het ongekend druk. Alle winkels lijken bij elkaar op een kluitje te staan, dit is de zone van de consument. Net zoals de hoerenbuurt hier ook alles centreert. De zone van de wellust.
Een interessant fenomeen om door heen te wandelen. Prostitutie is officieel verboden. Het is allemaal wat verdekt opgesteld maar wel volkomen helder voor de bezoeker. Alles heet club en je moet er lid van zijn of het is on invitation only. In de documentaire over mannelijks prostituees die host heten en in host clubs rijke jonge dames hun kans geven om hun dromen waar te maken, zie je hoe ze op straat heel agressief dames naar binnen jagen, een soort gedrag dat ik ook zie in de film uit 1956 van Kenji Mizoguchi maar dan door dames geproduceerd. We zien de jongens wel maar aggresief gedragen ze zich niet. Het zijn net aangeklede poppen, ze verkopen een droom. En we zien enorme billboards waar de Hosts op staan, allemaal in jacket en een onmogelijk kapsel. Het kijken net meiden.
Ergens komen we een deur tegen met daarop reclame voor SM met een foto van een soort SM-stoel als lokmiddel en daaronder wat het per uur kost. Het zijn dingen die Sét nog volledig ontgaan.
Ik vraag me af hoe het voor Ed van der Elsken geweest is, hij moet in dit soort wijken ook geweest zijn, al zal in zijn tijd het begrip shoppingmall nog niet bestaan hebben. Galleries Lafayette en Harrods en werden warenhuis genoemd en lijken in geen 1000 jaar op de middelmaat die nu de shoppingmalls bevolken.