Alles komt in drieën, behalve de rest. Osaka is de derde stad die we bezoeken. Osaka kent zelf ongeveer 3 miljoen inwoners en als iedereen komt shoppen, zijn er 4,5 miljoen aanwezigen. Samen met Kyoto en steden zoals Nara wordt het Groot-Osaka genoemd. Daarin leven ongeveer 20 miljoen mensen. De treinreis van het centrum van Kyoto naar het centrum van Osaka duurt een ruim halfuur. Alleen maar stad aan beide zijden van het spoor. In de verte de bergen.
Tokyo is hypermodern, brandschoon en het voelt alsof de gebouwen gisteren gebouwd zijn. Bruis, bruis in het consumententijdperk. Kyoto doet zijn best om de tijd stil te zetten, al weten ze niet hoe, conservatief tot op de lower braincells en nog schoner dan Tokyo. Alsof er elke nacht kaboutertjes met tandenborstels aan het werk zijn. Osaka is geen van beide, althans van wat we zien. Opeens mensen op straat met kleren die een kleur hebben. Opeens hier en daar wat achanebisj. Opeens tussen alle brandschoon zomaar wat gebouwen die niet zijn opgeknapt. De straten zien er minder schoner, toch wat versleten uit. Het is moeilijk te duiden waar het in zit. Rommeliger, meer stad zoals de meeste wereldsteden eruitzien.
Ons idee van een aardsconservatief ras wordt hier wat op de proef gesteld. Het wordt weer wat complexer. Als we hier als eerste waren aangekomen, hadden we wellicht een ander boek gemaakt. Veel voelt anders. Veel is hetzelfde. Die gekke verkoopmachines met drankjes staan ook hier om de 50 meter, net zoals de andere iconografische artefacten zoals postbussen die we al hebben gefotografeerd. We zijn nog steeds in Japan. Ook alle Amerikaanse ketens komen we gelukkig tegen. De cultuurschok zou anders te groot geweest zijn. Uiteraard kopen we voor onze verzameling Starbucks-koppen een mok met Osaka erop, wie heeft dat nou in Nederland.
Als we later in een winkel handgemaakte lepels kopen, mogen we met een speld aangeven op een wereldkaart waar we vandaan komen. Heel Europa, Azië, en Noord-Amerika zijn bespeld. Brazilië is maagdelijk blank. We zetten een speld op Tibau do Sul in Brazilië, waar we ons Hemmingway hide away aan het kopen zijn. Een plek om te werken en om over de zee uit te staren. Het is een mooie grens, zoals sommige mensen bij het raam gaan staan om naar buiten te kijken in een huis waar ze niet willen zijn, zo hebben wij nu een huis op een klif en kunnen we de oneindige oceaan zien. Waanzinnige gedachte dat Osaka ook aan een kust ligt aan de rand van een oceaan die zich uitstrekt tot aan Amerika. California is de buurman. Net zoals de oceaan bij Tibau do Sul zich uitstrekt tot aan Afrika. 10.500 kilometer water. Pearl Harbour ligt ergens in het midden. 6000 kilometer. De afstand tussen Afrika en Brazilië is ook een kleine 12000 kilometer. Op mijn bucketlist komt een zeiltocht te staan. Vancouver Osaka. En dan meteen maar van Salvador naar Apapa.
We zitten in de Starbucks onder het Aquarium van Osaka. Zoiets heb ik in veel opzichten nog nooit meegemaakt. Ten eerste is het aquarium immens. Er kunnen nog net geen walvissen in, hoewel het twee walvishaaien huist in een bassin van ik schat 100 vierkante meter groot en 20 meter hoog. Voor exacte cijfers bezoeke men de website. Enorme bassins vol met vissen, die zich vaak over verschillende verdiepingen uitstrekken. Zo kun je boven water iets zien, in het midden en daarna de bodem. Het grote bassin, vol haaien, alle soorten roggen die ik me kan denken, de walvishaaien incluis en nog onnoemelijk veel ander vissen, is wel 4 verdiepingen en je loopt als in het Guggenheim NY in een spiraal langs het bassin naar beneden. Ergens kun je zien dat het glas wel 30 centimeter dik is. In een van de andere bassins zit een zonnevis van wel een meter groot, samen met een school inktvissen, die ik gisteren nog op mijn bord heb gehad. Nog nooit een zonnevis gezien die zo groot is. Wat een waanzinnige vorm, wat een aanfluiting voor het schoonheidsideaal van de kleinburger. Een beest voor een nachtmerrie, wonderschoon. Hij hangt stil in een hoek en helaas is de psychologie voor zonnevissen nog niet geschreven maar ik waag me eraan, dat als je stil in een hoekje van je bassin naar de hoek hangt te staren, dan heb je de meest zonnige periode van je bestaan wel gehad.
Het aquarium roept van alles en nog wat op. Het is afgeladen met mensen. We komen er nauwelijks in, zo druk is het. Op veel plekken moet je schuifelend verder en veel mensen steken hun phoontje boven de massa’s uit om een foto te maken van de beesten die ze zelf niet kunnen zien. Pas na heel wat bassins kunnen we wat zien. Ik probeer te vluchten en er weer zo snel mogelijk uit te zijn. We zijn met onze vlucht kennelijk voor de grote bups uitgekomen.
De repressieve tolerantie is hier, net zoals in de rest van Japan, tot het uiterste verfijnd. Ik word claustrofobisch maar mag nergens van de gebaande paden af. Met schelle stemmen wordt de massa gedirigeerd door bewakers, beiderlei kunnen (of moet je tegenwoordig zeggen allerlei kunnen) van krap 18 jaar. Ik word er zo narrig van dat ik die gastjes in het Nederlands of Portugees aanspreek en in de andere richting wijs. Dan zitten ze mooi vast tussen hun directieve taak en de bezoeker het naar zijn uiterste zin te maken. De oogjes veranderen vanzelf van geïnteresseerd in panisch.
Het is hetzelfde als met een lijf dat niet bekend is met de lokale ziekten van een ander land. Mensen sterven dan aan ziekten waar de lokale bevolking geen last van heeft, omdat die alle anti-stoffen al hebben. Hier kunnen ze niet omgaan met ongehoorzaamheid. Een heel enge ziekte. Sét heeft zichzelf een wandelstok gemaakt, een tak groter dan hij is. Met zijn 4 jassen, rugzak en te lange haar ziet ie eruit als een uitstekend zwerver. Die stok mag natuurlijk het aquarium niet in. “Excuse me… no,no,no,no meer komt er aan tekst niet uit de 18-jarige. Het mag niet en u zoekt het maar uit. Dus zet ik de stok achter een pilaar en meldt in plat Amsterdams dat ik hem zo weer ophaal. “Excuse me… no,no,no,no…” we lopen door… eerst komt ze ons onze tickets terug geven en daarna draaft ze achter ons aan met de stok… die mag echt niet naar binnen… “no,no,no,no” zeker een populair popliedje hier. Ze wijst naar de uitgang… we lopen gewoon door en “excuse me” druipt af. Binnen zetten we hem alsnog achter een pilaar, de stok staat er nog braaf als we weer uit dat gekkenhuis weg zijn. Sét zwerft rustig verder.
Ik vraag me af of dit een mausoleum is van wat zich nog in de oceaan bevindt en op een dag de laatste plek waar zich nog walvishaaien bevinden. Hadden die beesten niet veel beter in hun habitat kunnen blijven? Hoe groot het ook is, toen ik dook zag ik nooit zoveel vissen bij elkaar, zeker niet zoveel soorten, raken die beesten niet gestressed van elkaar? Ik moet denken aan die ijsberen die allerlei getraumatiseerde bewegingen gaan maken in gevangenschap. De meeste vissen draaien rondjes. In een bassin van ik schat 2 meter bij 2 meter en 5 meter hoog draait een school vissen rondjes langs een rotskolom in het midden, je wordt er draaierig van.
Er blijft altijd een scheidslijn, een grens. Het glas is dik, wel 30 centimeter. Zelfs als ik duik, kijk ik door een duikbril. Oneindige tijden hebben deze beesten in de oceaan geleefd, pas de laatste 200 jaar exploiteert de mens de oceaan agressief, en sterft de vis uit. Kun je je voorstellen dat in de jaren 70-80 de blauwvintonijn in de middellandse zee gedood werd omdat er teveel van waren en de schavuiten de netten stukmaakten? Nu zijn ze bijna uitgestorven. Een sushi chef betaalde laatst 2,7 miljoen dollar voor blauwvis tonijn. Ook een stukkie sashimi?
Er schuiven wat geelvin tonijnen voorbij in het aquarium. Het soort beesten die Hemmingway beschrijft in The old man and the sea. Tijdens het (her)-lezen heb ik al die beesten toen opgezocht op internet. De oude man gebruikt de geelvistonijn die hij vangt om de grote marlijn te vangen en om zelf te eten. Uitkijken dat een sushi chef ze niet in de gaten krijgt. Japanners kijken hier in dit bassin in hun keuken, kunnen ze die dieren nog als wezens zien? In het kader van Japan-first heeft Shinzo Abe de walvisjacht weer geopend en zich teruggetrokken uit alle verdragen die die beesten zouden moeten beschermen. Niet dat Japanners veel walvis eten, maar ja, met een beetje marketing. Wat een waanzin, dit aquarium is neergezet opdat de massa dit kan zien, dus dankzij de massa is dit enorme aquarium er, anders was het er nooit geweest, een life-time experience en tegelijkertijd zo rot als een mispel.
In een restaurant waar we lunchen staat een groot aquarium voor de vissen die geconsumeerd gaan worden. Uitstekend eten overigens. Het aquarium staat achter de kok. De bekende kogelvissen staren wat glazig door het glas naar buiten. De andere soorten zwemmen onrustig heen en weer. Zijn ze zich ervan bewust dat hun noodlot zich enige meters van hen afspeelt?