De Shinkansen rijdt in 2 uur en 18 minuten sharp naar Kyoto met een stop. De 370 kilometer per uur voelen niet zo aan, er is nauwelijks geluid dan wat gezoem en zeker niet het gevoel dat je in de trein zit. Bepaald geen boemel of de trein van Rangoon naar Mandalay, waarik je bij elke balk over een lijk hobbelde. Ik heb er nog pijn van in mijn rug. Is toch ook aangelegd door de Japanners, denk ik. Wim Kan heeft er nog aan gewerkt en ik herinner me het schandaal nog dat Trix naar Hirohito ging. Ze hebben het dan toch uiteindelijke geleerd hoe het moet hier in Japan. Elke 20 minuten vertrekt er een trein van Tokyo station naar Kyoto en dan door naar Osaka van 6 uur ‘s-morgens tot 24 uur. Het vereist een georganiseerdheid die mijn bevattingsvermogen te boven gaat.
Alles verloopt ook op de seconde. Om 10 minuten voor vertrek stoppen de 15 wagons van de trein op het perron. De trein is van het perron afgesloten met een metalen wand tot aan je middel en automatische schuifdeuren waar het juiste treinstel met de deur precies voor stopt. 5 minuten voor vertrek gaan de schuifdeuren en de deuren open. De passagiers staan keurig in de rij op een op de vloer aangegeven rij en de mensen schuifelen ordentelijk naar binnen. De trein is vol. De stoelen zijn ruimer dan in een vliegtuig. Zeker van de KLM. Daarvoor hebben schoonmaaksters in roze pakjes en schoonmaker in blauwe pakjes de trein schoongemaakt. Beiden van top tot teen.
Om exact de juiste tijd gaan de deuren dicht en vertrekt de trein. Het is 370 kilometer bebouwde kom, af en toe afgewisseld met wat landbouw. Op Google-maps kan ik precies zien waar we zijn. Althans en hier betreden we een schimmig gebied, in zoverre de kaart samenvalt met het gebied. Quod non. Soms schittert de oceaan aan linkerzijde, soms kun je aan rechterzijde tot aan de stad Fuji, mount Fuji zien. Terecht een berg die de Japanners verdienen en aanbidden. Een schoonheid onder de bergen. Precies om 12:38 stoppen we in Kyoto. Als we op het perron staan en naar de hal lopen, lijkt het zo sterk op Tokyo station, dat het net lijkt of we op het zelfde station zijn uitgestapt.
De taxistandplaats is ingedeeld in een rij voor foreign toeristen en een rij voor Japanners. Bij de rij voor toeristen staat dat de chauffeur een beetje engels spreekt. Er staan geen taxi’s bij deze stand, wel bij de stand voor Japans sprekende mensen. Omdat de foreign toeristenrij eerste is, staat iedereen daar braaf te wachten. De rij taxi’s voor japanners staan iets verderop eenzaam te wachten op passagiers. We worden voorgedrongen door mensen die er Japans uitzien. Dat is nog nooit eerder gebeurd. Het blijken Brazilianen. We lopen naar de wachtende taxi’s voor Japanners en als er een mak schaap over de dam is…. Maar goed we zijn hier de eersten.
De Brazilianen staan opeens beteuterd achteraan. Een man van in de zestig met vooruit staande tanden laat ons en onze bagage in zijn Taxi. Als we instappen laat ik hem het adres in het Japans zien. Helaas, we zijn weer in een bewoonde wereld. De brave man heeft nog een gewone kaart en geen navigatie systeem. Vertwijfeld en verontschuldigend geeft het adres terug en vraagt om een telefoonnummer. Dat hebben we niet. Dan stelt hij voor om ons over te laden in een andere taxi. Ten slotte zijn er taxi’s voor buitenlanders. Wij stellen voor om even te wachten en proberen eerst nog de zoon van God te raadplegen. Gelukkig spreekt google wel Japans.
Sabya kopieert het Japanse adres in Google-maps en de onfeilbare machine komt op met een locatie. God is groot en zijn machine kan alles. Google ergo sum. We rijden naar de plek die onze telefoon aangeeft. Hij laat weten dat het 30 minuten duurt. Dat had de zoon van god, google junior ons ook al laten weten, dus de brave man is eerlijk op de koop toe. De man is vrolijk. Hij begint ons met de drie woorden die hij kent in het engels een sightseeing tour te geven van Kyoto. De tempels aan linker en rechterzijde van de route worden genoemd en het paleis. Bij straat genaamd 8 meldt hij dat dit de belangrijkste straat van Kyoto is, direct naar de centrale markt toe.
Dan begint hij ons te leren tellen in Japans. Ichi, Ni, San, Shi, Go. Dan zegt hij “one more time” en herhaalt een tot en met vijf in het Japans. Dan begint hij het te zingen. Heel bijzonder. Zingen verbroedert en ontspant. We zetten de reis in een ontspannen sfeer voort. Wat er ook gebeurt er is iets bijzonders gebeurd. We rijden Kyoto uit en gaan de berg op. Na een paar kilometer komen we in de straat waar ons huis moet staan. We rijden de straat in en vinden het huis met gemak. Het is groot en staat vrij van de andere huizen, met een tuin eromheen. Wat valt er anders te doen na zo’n bijzondere ontmoeting dan dat we de taxi-chauffeur betalen en aanbellen? Hij maakt een diepe buiging en ik ook. De handen zijn daarbij niet gevouwen op de borst of voor het hoofd zoals in landen zoals thailand of cambodja. Ik geef hem 4 euro teveel en het wisselgeld komt hij me zowat het huis in brengen. Dat is fooi, laat ik hem weten. Buigend schuifelt hij achteruit naar zijn sedan. Start zijn auto en rijdt achteruitrijdend ons leven voorgoed uit.
Er is een tijd geweest dat ik volledig afhankelijk was van kaarten en in landen waar men geen Engels of Frans sprak was ik dan aan de wilde beesten overgeleverd. In China moet je een reis van te voren boeken en plannen, anders kom je het land niet in. Vanuit Peking was het 20 jaar geleden dan een hele toer om met de trein het land in te gaan. We hadden halverwegen Chengdu, in X’an een stop om naar de beelden te kijken. Het perron was een chaos van rennende mensen, de uitgang een ontkenning van de wetten van ruimte en vulling en het plein voor het station volstrekt onoverzichtelijk. De naam van het Hotel stond op een papiertje in het Chinees. Geen Taxi te bekennen. Ik vroeg de weg door het papiertje te laten zien.
Binnen een oogwenk stonden er 100 chinezen om me heen die allemaal heel instemmend knikten maar er gebeurde verder niets. Hoe we toch in het staatshotel zijn gekomen, dat verder redelijk eeg was is mij tot de dag van vandaag een raadsel. Maar het was wel een spannend avontuur. Het was midden in de winter en nog herinner ik me de kwakende eenden op een dichtgevroren vijver. De wereld is toch wel achteruit gegaan sinds we op google-maps alle plekken kunnen vinden. Google ergo sum.