Japan, The ambiguous and me. Zo noemt Kenzabaru Oe zijn lezing als laureaat van de Nobelprijs in 1994. In zijn verhaal tracht hij die ambiguïteit onder woorden te brengen. Ambiguïteit is een eigenschap van Limenale instituties. Het is daarmee interessant om onze reis te starten met wat Kenzabaru te zeggen heeft. Hij zegt onder andere.
“After a hundred and twenty years of modernization since the opening up of the country, contemporary Japan is split between two opposite poles of ambiguity. This ambiguity, which is so powerful and penetrating that it divides both the state and its people, and affects me as a writer like a deep-felt scar, is evident in various ways. The modernization of Japan was oriented toward learning from and imitating the West, yet the country is situated in Asia and has firmly maintained its traditional culture.”
We komen aan in Tokyo op het vliegveld Narita. Het vliegveld doet aan als het oude vliegveld van Sao Paulo. Kleinschalig, rustig, overzichtelijk en schoon. Jaren zestig gevoel. Al vanaf de eerste kennismaking komt een van de ambiguïteiten op ons af. Na de tweede wereldoorlog heeft Japan geleerd van het westen en aapt het het na. Het lijkt niet voor niks op Sao Paulo. En tegelijkertijd ervaar je in duizenden kleine gebaren de diep gewortelde traditionele cultuur. In de buigingen die men maakt, in de uitbundige arigato, hai-mas, in het bij alles wat je zegt “hai”, ja, te zeggen.
Later als we in de wijk Ginza de enorme warenhuizen bezoeken, hadden we net zo goed op 5th avenue van New York kunnen staan. Alle mensen, hordes, zijn westers gekleed, de tempels van het globalisme en het consumentisme staan als dreigende reuzen langs de avenues, hun buiken verbergen de ongekende bezittingen die de consument kan bemachtigen als hij zich dienstbaar weet te maken. Een toren voor Bulgari, een toren voor van Cleef & Arpels, een toren voor Tiffany & Co, Mikimoto met een toren alleen voor ‘Jewelry & Accesoires’ Cartier, Chaumet, Apple, Dunhill, Seiko hebben niet een winkel in deze wijk, maar een torenflat van 25 verdiepingen of meer. Achteloos en willekeurig liggen in een vitrine in een warenhuis horloges van Hublot en Rolex met een gemiddelde waarde van 1000.000 yen. Het geeft ons kerstkinderen van Charles Dickens het gevoel dat we met onze neus tegen een winkelruit gedrukt een wereld inkijken die nooit de onze zal zijn. Verderop in het warenhuis van 12 verdiepingen voor papier en schrijfwaren, Itoya, 10 vulpennen van 5000.000 yen per stuk, naast elkaar in een vitrine, schots en scheef. Een van de vitrines. De achteloosheid, de overvloed doet ons vermoeden dat deze pennen met een waarde waar je twee huizen voor kunt kopen in Nederland dat we buitengesloten zijn door een massa die dit dagelijks koopt.
In zoverre is Japan niet meer aan het na-apen of aan het leren. Het is het westen geworden en wellicht voorbijgestreefd, want dit kom ik in Amsterdam of Sao Paulo niet tegen. Maar als we als sightseeing het warenhuis Matsuya van de 12de naar beneden afdalen via de roltrap, staat er bij de ingang van elke verdieping een mens die een diepe buiging maakt als we voorbijschuiven en een of andere ritueel dank uitsprekend voor ons bezoek. De basement verdiepingen van meer dan honderdvijftig bij vijftig meter vol met bereid eten dat door een drukke massa in afgewogen eenheden gekocht wordt en mee naar huis genomen. Een fresh market daarbij met alleen delicatessen en ongekende uitbundigheid, Harrods voorbijgestreefd. Niet een soort soyasaus, maar 100. Niet een soort pasta, maar 500. We ontdekken een stand van Les frères Marriage. Eens was ik er trots op dat ik als globetrotter mijn thee alleen kocht bij de les frères Marriage in Parijs. Je moet toch ergens indruk mee maken als je bezoek hebt. Nu staan ze met 90% van hun assortiment in een kelder van een Japans warenhuis, van Bhuda Assam tot Earl Grey, van de 50 soorten gerookte zwarte thee tot alles in het groen.
Is dit een eindpunt van het grote proces van de beschaving? Niet zoals Nietzsche ooit de soevereine Individu uitvond, de mens die beloftes mocht doen, de mens die ja mocht zeggen, de moreel soevereine Jedenseits von Gut und Bose? Nee de flanerende westerse mens, de consument, de mens die zijn portemonnee kan trekken, de mens die zoals Zygmunt Bauman dat zegt, die geen moreel besef heeft in die zin dat hij geïnteresseerd is in het lijden van de een ander mens. En in Tokyo zijn ze daar al beter in geslaagd dan in Europa.
Morgen meer.